woensdag 18 juni 2014

Rusten

Tijdens een muziekstuk wordt niet de hele tijd gespeeld. Je hoort wel eens een pauze tussendoor. Die pauzes kunnen verschillende lengtes hebben. Daarom zijn er ook rusttekens bedacht. Die geven aan wanneer je mag rusten.

Hierboven zie je vier verschillende soorten rusten.

  • De rust van 4 tellen. Hierbij plaats je een blokje ONDER de maatstreep.
  • De rust van twee tellen. De tweede rust in het rijtje. Als je deze opschrijft, moet je ervoor zorgen dat het blokje BOVEN de maatstreep zit. 
  • Als derde heb je de rust van één tel. Om die op te schrijven maak je een soort golvende beweging die een beetje lijkt op een gezichtje.
  • Als laatste is er nog een halve tel rust. Die wordt aangegeven met een soort 7. Hierbij hou je een halve tel rust.

Soorten noten en toonduur

In dit stuk ga ik de verschillende noten uitleggen en de toonduur van de noten.

 
 

Hier zie je verschillende soorten noten.
Van boven naar onder:
-Een zestiende noot, deze heeft 2 vlaggetjes en een zwart bolletje.
-Een achtste noot, deze heeft één vlaggetje en een zwart bolletje.
-Een kwart noot, deze heeft geen vlag en een zwart bolletje.
-Een halve noot, deze heeft ook geen vlaggetje maar een bolletje met wit er in.
-Een hele noot, deze bestaat uit een bolletje met wit er in.

Het kan ook zijn dat je zo'n noot ergens ziet staan, dat zijn 2 achtste noten achter elkaar. Dit telt dus ook als 2 achtste noten!

Nu ken je de namen van de noten. Een maat bestaat uit een bepaald aantal tellen zoals jullie weten (weet je dit nog niet klik dan hier).  Stel dat er in één maat 4 tellen gaan, dan kunnen er ook maar 4 tellen aan noten in één maat. Hieronder zie je een plaatje van de noten.
 

Een hele noot duurt 4 tellen in een vierkwartsmaat, een halve noot duurt daarin 2 tellen, een kwart noot 1 en een achtste noot duurt dan een halve tel. Een hele noot in een achtsten maat duurt 8 tellen, een halve 4, een kwart 2 en een achtste duurt één tel.

Het kan ook zijn dat er achter een noot een punt staat, dan duurt die noot anderhalf keer zo lang. Bv. een hele noot in een vierkwartsmaat duurt i.p.v 4 tellen dan 6 tellen.



Maatsoort

Als je een keer naar een muziekstuk hebt gekeken, dan zie dat er twee cijfertjes achter de sleutel staan. Die cijfertjes staan er als een breuk. Beide cijfertjes zijn belangrijk. Ze zijn belangrijk om het muziekstukje te begrijpen. 
Een uitleg
Hierboven zie je een afbeelding die al een beetje duidelijk maakt waar de maatsoort over gaat. 

Het bovenste cijfer geeft aan hoeveel tellen er in één maat zitten. Als er een vier staat (zoals op de afbeelding), dan betekent het dat er vier tellen in één maat zitten. 
Het onderste cijfer geeft aan hoe lang een hele noot duurt (Je kunt in het archief meer vinden over nootduur). Als daar een vier staart, dan betekent dat, dat de hele noot 4 tellen duurt. Als er 4/4 staat, betekent het dat er één hele noot in een maat past. Dit cijfer wordt ook wel de teleenheid genoemd.

4/4 wordt ook wel een vierkwartsmaat genoemd.

Als je de maatsoort uitspreekt (als voorbeeld neem ik 3/4) dan zeg je: 'Het is een drie vierde maat.'.




maandag 16 juni 2014

Hulplijntjes

Nu weet je dat er bij de notenbalk verschillende toonhoogtes zijn, maar niet alle noten passen op de notenbalk! Dus maken we gebruik van hulplijntjes. Deze lijntjes staan boven en onder aan de notenbalk. Hieronder zie je een afbeelding van hoe dat er uit ziet:

De meest linker noot is de C, daarna de B enzovoort. Er kunnen wel 3 hulplijntjes boven of onder de notenbalk komen te staan! De andere hulplijntjes van die noot moet je natuurlijk ook tekenen!  Maar let op! Er kan 2x dezelfde letter in de notenbalk staan! De noot die het hoogste op de balk staat is de hoge noot, de andere de lage noot.

De G-sleutel

Voor ieder muziekstuk zie je het staan: een sleutel. Je hebt verschillende soorten sleutels. Ik geef nu uitleg over de G-sleutel, omdat deze het meest gebruikt wordt. 

Met een G-sleutel geef je aan op welke lijn de G zit (de tweede lijn van onderen is de G-sleutel. Daar begint de G-sleutel ook). Als iemand een muziekstuk speelt, dan is het voor hem/haar wel handig als hij weet welke toonhoogte hij/zij moet spelen. Vandaar de G-sleutel. Je hebt nog verschillende andere sleutels, maar voor nu geef ik alleen uitleg over de G-sleutel.
Dit is de G-sleutel!

De toonhoogte

Voordat je begint met het plaatsen van noten op een notenbalk, moet je nadenken hoe de noot gaat klinken. Als je dat hebt bedacht, dan kun je de noot op de notenbalk zetten.

Ieder lijntje op de notenbalk geeft een toonhoogte aan. Zoals je hieronder kunt zien, zijn er noten die op een lijntje zitten en tussen een lijntje. Je kunt ook zien wat de naam is van de toonhoogte. Er is ook een noot die een eigen lijntje heeft (De eerste 'C'). Dat zijn hulplijntjes. hier vind je meer informatie over hulplijntjes.
Dit is een notenbalk.

Hoe hoger de noot op de notenbalk staat, hoe hoger de noot is.

Er zijn een paar ezelsbruggetjes waardoor je kunt onthouden waar de noot staat. De noten tussen de lijntjes heten: 'F', 'A', 'C' en 'E'. Met deze letters kun je het woord 'FACE' maken. Dat is het eerste ezelsbruggetje. Je hebt ook een ezelsbruggetje voor de noten die op de lijnen staan. De 'E', 'G', 'B', 'D' en 'F'. Hiermee kun je geen woord vormen. Je kunt er wel een zin mee vormen: 'Eet Geen Bananen Dom Fruit.'. Het is misschien een gekke zin, maar je kunt er wel de plaatsen door onthouden!

Als je een toon hebt waar een stokje aan vast zit, dan is het net iets moeilijker met het plaatsen van de noten. Als een noot boven de (middelste) 'B' zit, moet het stokje aan de linkerkant omlaag wijzen. Als de noot onder de 'B' zit, wijst het stokje aan de rechterkant naar boven. Als de noot op de 'B' zit, dan mag je zelf kiezen wat je doet.

zaterdag 7 juni 2014

Het notenschrift

Een paar honderd jaar geleden, werd er een manier bedacht om liedjes op te schrijven. Het notenschrift. Het is een makkelijke manier om een liedje op te schrijven. In ieder land kunnen ze het lezen. Zo weet iedereen wat je bedoelt (je moet wel het notenschrift kennen!).



 Het notenschrift kun je niet op één lijntje opschrijven. Je hebt er daar vijf voor nodig. Die lijnen staan onder elkaar. Het onderste lijntje is het eerste lijntje en het bovenste lijn is het vijfde lijntje. Je telt dus van onder naar boven.